top of page

Inconsistent in consistentie ?
Evolutionaire dateringsprincipes

Om maar gelijk de knuppel in het spreekwoordelijke hoenderhok te gooien: de evolutionaire dateringsmethoden die door een groot deel van de wetenschap worden gehanteerd zijn én inconsistent en in velerlei opzichten niet betrouwbaar genoeg. Dit komt ondermeer door gegeven dat de evolutionaire dateringsmethoden gebaseerd zijn op het zogeheten 'actualiteitsprincipe' (ook wel uniformitarianisme genoemd). Dit principe zullen wij nu onder de loep nemen.

Uniformitarianisme
Het actualiteitsprincipe, of uniformitarianisme, is het geologische uitgangspunt, dat stelt dat de ouderdom van materialen en objecten verklaard kan worden aan de hand van dezelfde geologische processen zoals we die nu, in het heden, kunnen waarnemen. Dit betekent dat 'geologische processen en snelheden volledig uniform (moeten) zijn geweest door alle tijden tijd heen'.

Daarbij moet derhalve worden uitgegaan van een wereld zonder globale catastrofes, klimaatsveranderingen etc. Ook lokale, geen globale, verschijnselen en veranderingen kunnen en mogen hier derhalve niet in meegenomen worden. Aardbevingen, vulkaansuitbarstingen, verschuivingen van
de aardkorst e.d. zijn echter géén constante factoren en moeten meegenomen in de geologische uitgangspunten omdat wetenschappelijk immers ook is aangetoond dat deze hun invloed hebben op de procesvorming van de aarde.
 

Kort samengevat: in de gedachte van uniformitarianisme dient de wereld altijd in exact dezelfde omstandigheden te hebben verkeerd, ongeacht locatie en gebeurtenissen. Uniformitarianisme gaat ervan uit dat de huidige geologische processen met dezelfde snelheid / doorzettijd continueren door alle tijden heen.

Maar gaat men uit van een wereldwijde vloed (iets waar vele culturen over spreken of hebben gesproken), een plotselinge klimaatsverandering of een (ander) direct ingrijpen van God, dan is het uniformitarianisme niet langer meer een optie, omdat deze, naar eigen zeggen uitgaat van een continuïteit van een gelijkmatig proces!
Zo kunnen wij, met rede, aantonen dat evolutionaire dateringsmethoden hun beperkingen hebben en geenszins onfeilbaar zijn. Een voorbeeld is het dateren van gesteente, dat met behulp van veel methoden honderden jaren oud blijken te zijn, maar met andere methoden toch gedateerd worden op miljoenen jaren oud.[1]

Henry Morris geeft aan dat er verschillende manieren zijn om de leeftijd van de aarde te kunnen dateren, maar dat evolutionisten alleen de methodes gebruiken die van een astronomisch hoog aantal jaren uitgaan, aangezien dit voor hun de enige manier is om hun evolutietheorie verklaarbaar te maken.[2]

Beproefde methoden tegenover uniformitarianisme
Twee beproefde en duidelijke methoden die wijzen op een jongere aarde zijn de bevolkingsstatistieken en het magnetische veld van de aarde. Wanneer wij uitgaan van het hierboven aangehaalde uniformitarianisme (de theorie vaak aangehaald door evolutionisten), dan zien we dat met de groei van de wereldbevolking (een constante progressie tot aan de 20ste eeuw) door de tijden heen, men uitkomt op een periode van rond 4300 jaar geleden, omstreeks dezelfde periode als waarin de wereldwijde zondvloed geplaatst kan worden.

Gaat men het principe uniformitarianisme toepassen om de vroegere sterkte van het magnetische veld van de aarde te berekenen, en men dus (zoals deze methode vereist) uit zou gaan van een gelijkmatige afname van deze kracht, dan zou het magnetische veld, ongeveer 7000-7500 jaar geleden, reeds te krachtig zijn geweest voor enige levensvatbaarheid op aarde.[3]

Lichtsnelheid

Het sterkste argument voor een oude aarde is waarschijnlijk dat van de snelheid van het licht.[4] Door de meeste wetenschappers wordt lichtsnelheid als constant beschouwd. Het licht van verre sterren en sterrenstelsels kan men zien vanaf de aarde. Aangezien hun licht er miljoenen jaren over zou hebben gedaan om de aarde te bereiken (dus ervan uitgaande dat de lichtsnelheid altijd constant is gebleven), concluderen deze wetenschappers dat de aarde in ieder geval miljoenen jaren oud moet zijn.[5]

Maar onder andere Prof. Barry Setterfield, Prof. John D. Barrow, Prof. Alan Montgomery en Prof. Troitskii (van achtereenvolgens de Astronomical Society of South Australia, Universiteit van Cambridge, Universiteit van Manchester en het Radiophysical Research Institute) hebben aangetoond dat de snelheid van licht niet altijd constant is geweest en deze in het verleden sneller is geweest.[6] Professor Montgomery heeft daarbij aangetoond dat lichtsnelheid in de afgelopen 250 jaar is afgenomen.[7] Onderzoeken van Professor Setterfield, en in een later stadium Trevor Norman, hebben tevens aangetoond dat het universum eerder in duizenden dan in miljoenen (laat staan miljarden), jaren gerekend moet worden.[8]

Principe van evolutie
Zelfs al zou het universum miljoenen jaren oud zijn, dan nog ondermijnt dit in geen enkel opzicht het creeëren van de aarde. Veel mensen die geloven in het scheppen van de aarde geloven ook in een oud universum. Maar zou het universum jonger zijn dan miljarden jaren, dan is de evolutie-theorie van géén enkele waarde en zou juist deze theorie achterhaald zijn. Evolutionisten hebben een groot belang bij een zo oud mogelijke datering van de Aarde. Dit teneinde hun theorie aannemelijk te maken. Jongere dateringen hebben voor hen zodoende weinig tot geen waarde en in weze houdt de "theorie evolutie" het "idee evolutie" in stand en het "idee evolutie" de "theorie evolutie" en zitten we muurvast in een vicieuze cirkel. Iets wat wat we onder andere bij het dateren van gesteenten duidelijk kunnen terugzien.

Gesteenten worden namelijk gedateerd door indexfossielen, waarvan de ouderdom bepaald is op grond van evolutie. Aan de andere kant ligt het bewijs van evolutie in de ouderdom van de gesteenten waarin de fossielen gevonden worden. De basis van gesteente-datering is dan evolutie en het enige bewijs van evolutie is dan de ouderdom van de gesteenten waarin de fossielen gevonden worden. Het belangrijkste bewijs voor evolutie is dus de veronderstelling dat er een evolutie is. Zodoende kunnen fossielen niet of nauwelijks een wetenschappelijk verantwoorde methode van gesteente-datering leveren. Hieruit kunnen we constateren dat de gesteenten dus ook geen echt bewijs kunnen leveren dat de enorme evolutionistische tijdsschaal betrouwbaar is.

Simpeler gesteld: aan de basis van de dateringen ligt het idee van een evolutie en aan de basis van het idee evolutie zijn deze dateringen, een vicieuze cirkel dus die zich enkel in stand houdt door te relateren aan elkaar. Laat dat nu juist geen wetenschappelijke onderbouwing zijn.
 

Conclusie
Ik hoop dat er, na het lezen van dit stuk, nu één ding wat duidelijker is geworden. Namelijk dat er aan het principe van uniformitarianisme simpelweg te veel haken en ogen zitten om klakkeloos zomaar voor waar aan te nemen. Dat het niet meer is dan een aanname en dat bewijzen en andere onderzoeksmethoden juist op het tegendeel wijzen van wat door evolutionisten, beweerd wordt. En aangezien deze bewijzen en methoden ons nu juist op dit tegendeel doen wijzen, is de leeftijd van de aarde, wetenschappelijk gezien, op zijn minst nog steeds een onbeantwoorde vraag.

Daarmee is het onmogelijk om de evolutie wetenschappelijk aan te tonen, omdat deze theorie onder andere noodgedwongen uit moet gaan van een honderden miljoenen jaren bestaan van de Aarde, wil een mens hebben kunnen (lees: moeten) evolueren tot wat het nu is. Over de vele hiaten in de veronderstelde evolutielink van aap naar mens maar te zwijgen. Dat zullen we namelijk, in de toekomst, aan de hand van andere artikelen gaan behandelen.

 

Bronnen:
[1] Henry M. Morris III, Many Infallible Proofs, 292-293
[2] Henry M. Morris III, Many Infallible Proofs, 294
[3] Henry M. Morris III, Many Infallible Proofs, 295
[4] Paul D. Ackerman, It’s A Young World After All, 72
[5] Paul D. Ackerman, It’s A Young World After All, 73
[6] Barry J. Setterfield and Trevor Norman, the Atomic constants, Light, and Time
     V.S. Troitskii, Psychial constants and evolution of the Universe
[7] Alan Montgomery, Is the velocity of Light constant in time?
[8] Barry J. Setterfield, The Velocity of Light and the Age of the Universe
     Paul D. Ackerman, It’s A Young World After All, 75

 

Aardbevingen, vulkaansuitbarstingen, verschuivingen van
de aardkorst e.d. zijn géén constante factoren maar worden niet meegenomen in het uniformitarianisme

 

bottom of page