top of page

Historisch bewijs voor Jezus?

Eén van de belangrijkste buiten-Bijbelse (en niet-Christelijke) bronnen is de welbekende Joods-Romeinse historicus en schrijver Flavius Josephus (Joodse naam: Josef ben Matitjahu).

Voor veel Joden was Flavius Josephus een verrader omdat hij na eerst een Joodse opstandeling (Zeloot) te zijn geweest gedurende de Joodse opstand (66-70), na gevangenschap, van kamp wisselde en uiteindelijk op wist te klimmen tot vriend en vertaler van de Romeinse Keizer Titus. Maar voor de geschiedschrijving is Flavius Josephus van onschatbare waarde gebleken door zijn vele optekeningen van gebeurtenissen, in wat we tegenwoordig het Midden-Oosten noemen. Deze genaturaliseerde Romein, van Joodse komaf, schrijft twee keer een tekst wat direct spreekt of verwijst naar Jezus.

Een, wat minder bekende, tekst [1] spreekt over het ter dood brengen van Jakobus, één der leiders van de christelijke gemeente in Jeruzalem, maar tevens: 'de broer van Jezus, die Christus genoemd wordt'.

Maar de, in dit verband, meest aangehaalde tekst is het zogeheten: Testimonium Flavianum. Deze tekst is in later eeuwen verschillende keren aangepast en zodoende zijn er enkele twijfelachtige (met name anti-Joodse) versies in omloop. Er is echter één oudere opgeleverde versie die zowel in het Westen [2] (in het Grieks en Latijn) als in het Midden-Oosten [3] (Arabisch) overéénkomen en zodoende wordt aangenomen dat dit de originele tekst is, welke als volgt luidt:

'In die tijd was er een wijze man die Jezus heette; hij was van onberispelijk gedrag en het was bekend dat hij deugdzaam was. En velen onder de joden en andere volkeren werden zijn leerling. Pilatus veroordeelde hem tot kruisiging en dood. En degenen die zijn leerling waren geworden zegden hun trouw in hem niet op. Zij berichtten dat hij hen drie dagen na de kruisiging was verschenen en dat hij weer levend was. Daarom geloofden zij dat hij de Messias was, over wie de Profeten wonderen hebben verhaald.'

Bronnen:

[1] Antiquitates Judaicae, XX.200
[2] Antiquitates Judaicae, XVIII.63-64
[3] Kitab al-’Unwan Publius Cornelius Tacitus (56 - 117 n. Chr.)

Flavius Josephus

Tacitus was een Romeinse historicus die de Annales schreef in 116 na Christus. Hij schreef dus ongeveer 80 jaar na Christus. In zijn werk Annales heeft Tacitus het over christenen. De grondlegger van deze groepering identificeert hij als Christus:

"Om het gerucht de kop in te drukken, beschuldigde Nero een groep mensen, verafschuwd wegens hun boosaardigheden, die de menigte als christenen aanduidde, en strafte hen op de meest wrede manier.
Christus, de grondlegger van de groepering, had de doodstraf gekregen tijdens de regering van Tiberius, en was veroordeeld door Pontius Pilatus, waardoor het verderfelijke bijgeloof voor even tot staan werd gebracht, waarna het echter opnieuw tot bloei kwam, niet alleen in Judea, waar die ziekte ontstaan was, maar ook in de hoofdstad zelf, waar alle verschrikkelijke en schandelijke dingen die in de wereld voorkomen, samenkomen en aanhangers vinden. Christus, waarin de naam zijn oorsprong had, leed de ultieme straf tijdens de heerschappij van Tiberius in de handen van één van onze procurators, Pontius Pilatus."


Tacitus erkent hierin dat christenen Jezus volgen, die onder Pontius Pilatus veroordeeld werd. Dat dit niet het einde van het christelijke geloof betekende kunnen we ook in de Bijbel lezen. Na Jezus opstanding en Hemelvaart begon het geloof zich inderdaad pas goed over de hele wereld te verspreiden.

Tegelijkertijd maakt dit stuk ons duidelijk dat christenen het niet makkelijk hadden in het Romeinse Rijk. In de begintijd van het christendom waren de christenen een minderheid die vaak vervolgd werden door de overheid en hjaar bevolking. Het was absoluut niet makkelijk om openlijk voor je christelijke geloof uit te komen. Toch deden velen dit, omdat ze geloofden dat wat Jezus had gezegd en gedaan de waarheid was.

Bron:
Annalen, Historiae, Hoofdstuk 15, paragrafen 54 en 55

Publius Cornelius Tacitus

Suetonius is minder bekend dan Josephus en Tacitus, maar was in zijn dagen een bekende historicus, leraar en Romeinse beamte. Ook in zijn werk vinden we informatie over Jezus. In Claudius 25 vertelt Suetonius dat keizer Claudius (41-54):

Latijn: 'Iudaeos impulsore Chresto assidue tumultuantis Roma expulit'
Vertaling: 'de joden uit Rome liet verdrijven omdat zij, op instigatie van een zeker Chrestos onruststokers waren.'


Deze mededeling kan erop slaan dat er onder de joden in Rome in verband met een daarin binnendringende verkondiging van christenen dat Jezus de ‘Chrestos’, d.w.z. de Christus is, grote onrust was ontstaan. De keizer zag dit wellicht als een bedreiging voor de openbare orde in Rome.

 

Bron:
De Vita Caesarum (C. Suetoni Tranquilli Opera. Vol. 1, ed. M. Ihm, 1908)

Gaius Suetonius Tranquillus

Gaius Plinius Caecilius

Plinius de Jongere was bevriend met de Romeinse keizer Trajanus. Tijdens zijn regering schreven zij vele brieven naar elkaar. In een fragment uit een brief van Plinius, gedateerd op omstreeks 111 na Christus, staat een uitspraak over christenen:

'Zij (de christenen die terechtgesteld zouden worden voor hun geloof) hebben ook verklaard dat hun hele schuld of overtreding slechts hierin bestond: zij waren regelmatig voor de dageraad op een vaste dag bij elkaar gekomen om afwisselend verzen voor elkaar te zingen, ter ere van Christus als aan een God, en ook zich onder ede aan elkaar te verbinden, niet met enig misdadig doel, maar om zich te onthouden van diefstal, roof of overspel.'

Het is, als je kijkt naar het leven van Plinius de Jongere, duidelijk dat deze schrijver geen Christen was. Toch is wat hij opschreef in overeenstemming met het Nieuwe Testament. Opmerkelijk is ook dat hij heeft opgeschreven dat christenen Jezus als God aanbidden. Natuurlijk kende hij de betekenis hier niet van, maar het geeft wel een indicatie dat Jezus niet slechts als mens werd gezien. Ook dit sluit aan bij wat het Nieuwe Testament ons leert.

Wat is dit allemaal waard?
Bovenstaande historische schrijvers hadden, in hun persoonlijke leven, niets met het christelijke geloof en waren zeker geen volgelingen van Jezus. Toch is wat zij hebben geschreven in overeenstemming met het Nieuwe Testament.

De details die ze noemen kloppen. Dit geeft ons extra middelen om de betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament vast te stellen. Van een zelfbenoemde profeet als Mohammed is er bijvoorbeeld géén enkele bron die niet door zijn volgelingen is geschreven (het oudst bekende geschrift is de Sira van Ibn Ishaq (circa 750 na Christus en latere biografieën zijn - deels - daarop gebaseerd). Dit terwijl over Jezus Christus zowel door volgelingen als 'seculiere' historici en schrijvers van zijn tijd is geschreven.

Naast Josephus, Tacitus, Suetonius en Plinius de Jongere zijn er natuurlijk ook nog de Apostolische- en Kerkvaders. Ook hun geschriften ondersteunen de betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament. Maar omdat zij wel volgelingen van Jezus waren zijn hun geschriften in dit artikel niet meegenomen.

Het argument van vele moslims, dat de boodschap van de Bijbel in de loop der tijd zou zijn veranderd, is in weze niets anders als een zwak excuus om het zelfbenoemde profeetschap van Mohammed te "laten gelden" boven de ware, reeds lang aangekondigde, boodschap van God de Schepper. De ware boodschap dat Zijn enige zoon. Jezus Christus. de enige weg tot de verlossing en een leven met onze Vader is.

Immers al in de tijd van Jezus wisten zijn volgelingen aan de hand van profetieën over de Messias, dat Hij de beloofde Verlosser was. Dit opgeteld met de vele originele bronteksten die ons zijn overgeleverd en waar jaarlijks weer nieuwe fragmenten van worden gevonden of zelfs complete rollen, denk bijvoorbeeld aan de dode-zee-rollen (honderden Bijbel-rollen) die gedateerd zijn op de periode voor, rond en net na Jezus dagen op aarde. Authenticiteit en wetenschappelijke datering van deze rollen zijn onder meer gedaan aan de hand van koolstofdatering.

Met dat in het achterhoofd, en deze bronteksten er op nageslagen, is de bewering, dat de Bijbel in de loop der tijd van boodschap veranderd zou zijn, aantoonbaar te verwijzen naar het land der fabelen.

Kruisdood historische gebeurtenis
Er is geen enkele reden om aan de kruisdood van Jezus te twijfelen. De kruisiging van hun Messias was immers aanstootgevend voor christenen. Hoe kon de Messias met al zijn macht desondanks gekruisigd worden? We zien ook in de Bijbel dat de discipelen na de kruisiging erg in de war waren. Ze wisten niet goed wat ze moesten doen. Pas toen ze geconfronteerd werden met de opgestane Jezus kregen zij weer hoop en kracht om de boodschap van het Evangelie te verspreiden.

Flavius Josephus (37 - 100 n. Chr.)

Publius Corn. Tacitus (56 - 117 n. Chr.)

Gaius Suetonius Tranquillus (69/70 - 140 n. Chr.)

Gaius Plinius Caecilius - Plinius de Jongere (61/62 - 114 n. Chr.)


Op de vraag of Jezus van Nazareth daadwerkelijk geleefd heeft is de overgrote meerderheid van de hedendaagse Bijbels geleerden en Klassieke historici van mening dat hij inderdaad geleefd heeft en dat de theorieën als dat hij niet geleefd zou hebben effectief ontkracht zijn. Als aanvulling hierop is er geen enkele indicatie dat de niet-christelijke schrijvers uit de Oudheid twijfelden aan zijn bestaan.

Wel verschillen hedendaagse geleerden van mening wat er wel en niet historisch accuraat aan Jezus is. De twee gebeurtenissen die praktisch iedereen aangetoond zien is de doop van Jezus door Johannes de Doper en zijn kruisiging op order van de Romeinse Prefect Pontius Pilatus. Tevens is algemeen aanvaard dat Jezus een Jood was uit Galilea die leefde in een tijd van Messiaanse en Apocalyptische verwachtingen, na zijn doop voor een periode van circa 1 tot 3 jaar predikte in Galilea, daarbij sprak over verlossing, reiniging van zonden, het koninkrijk van God en geloofde in genezing door geloof.[1]


Op de vraag of hier dan ook historisch bewijs voor is zullen we onderstaand enkele buiten-Bijbelse bronnen behandelen waarmee het leven en authenticiteit van de persoon Jezus aangetoond kunnen worden.
 

[1] Theissen, Gerd and Annette Merz. The historical Jesus: a comprehensive guide. Hoofdstuk 10

​

​

bottom of page